Felix het ongeduldige coachpaard
We stonden samen in de wei tussen de kudde grazende paarden. Suzanne* voelde zich overspoeld door emoties zei ze. Zo overspoeld dat ze niet meer kon praten. Ze klapte helemaal dicht. Daar stonden we dan tussen de paarden. We zouden het eigenlijk over haar jeugd hebben. Over de gebeurtenissen van vroeger die ze nog steeds niet verwerkt had, gebeurtenissen waar ze nog regelmatig nachtmerries over had. Daarom had ze mijn hulp ingeroepen. Nu stond ik midden in een kudde paarden met een vrouw die niets zei en niets deed. Geen tranen, geen geschreeuw, geen uitleg, helemaal niets. En nu?
Een van de paarden kwam naar ons toe. Het was Felix, de clown van de groep. Dit keer kwam hij echter niet om grapjes te maken. Hij kwam om te helpen. Hij ging met zijn hoofd naar Suzannes buik en voelde wat daar voor emoties zaten. „Angst” zei Suzanne. Dat begreep ik, dat was de angst voor haar eigen gevoelens en emoties.
Felix nam er geen genoegen mee. Hij gaf een zetje tegen haar buik en vroeg wat er nog meer verstopt zat. „Schaamte” zei ze. En terwijl ze het zei voelde ze het ook, haar gezicht werd rood. Felix moest er diep van zuchten. Direct daarna duwde hij weer tegen haar buik. Nu duwde hij harder „Schuldgevoel” zei ze en werd nog roder.
Even stopte Felix met duwen om daarna nog heftiger te gaan duwen tegen haar buik. „Dat was het,” zei ze „Angst, schaamte en schuldgevoel, dat was het, wat moet ik nog meer zeggen?”.
Nou is Felix niet van het geduldige type. Tijdens buitenritten ligt het tempo ligt hem altijd te laag. Als het paard voor hem stopt, geeft hij hem een flinke zet tegen zijn kont zodat hij doorloopt. Als je niet snel genoeg bent met zijn etensbak pakt hij hem zelf en gooit de emmer als hij leeg is met een grote boog weer weg. Als je eerst een ander paard uit de wei wilt halen, schiet hij er snel achteraan. Kortom, geduld is niet zijn sterkste kant.
Ik zag de tweestrijd in Felix, hij wilde graag helpen, maar het duurde hem te lang. Hij ging in Suzannes jas bijten, gaf een zet tegen haar buik, keek weer naar mij, trok weer aan haar jas. Net zolang totdat Suzanne plotseling riep „Verdriet!” Felix stopte meteen. Hij keek mij tevreden aan en liep weg.
Het verdriet, zo bleek, zat diep weggestopt onder angst en (aangeprate) schaamte en schuldgevoelens. Het verdriet kwam uit haar jeugd. Ik vroeg haar of ze het verdriet durfde toe te laten. Ze twijfelde. Schuld en Schaamte probeerden het haar uit haar hoofd te praten. Ze waren aan het vechten tegen het verdriet. Het verdriet mocht er niet zijn. Dat verdiende ze niet.
Op dat moment kwam een van de jonge paarden uit de groep in een rechte lijn op Suzanne af. Ze ging bij Suzanne staan. Ze gaf troost. Troost voor verdriet dat er niet mocht zijn. Troost die er nooit was geweest toen het nodig was. Troost misschien wel aan dat kind dat nooit kind heeft kunnen zijn. Voor deze jonge merrie een herkenbaar thema, zij heeft zelf een traumatische jeugd gehad totdat ze op haar vierde in deze kudde terecht kwam. Ook zij heeft nooit kind kunnen zijn.
Door de troost van het jonge paard werden Schuld en Schaamte steeds stiller. Ze voerden geen strijd meer met het verdriet. Ze hadden geen commentaar meer op Suzanne. Nu haar hoofd stiller werd begon Suzanne te praten. En te huilen. Het verdriet mocht gezien worden. Suzanne mocht getroost worden.
*In verband met de privacy heet Suzanne in werkelijkheid anders.
©2016-2020, Wendela den Tonkelaar, CVPC